Cognitief functioneren

Volgens een in 2005 uitgegeven richtlijn worden alle kinderen met een hersentumor volgens een landelijk overeengekomen protocol neuropsychologisch en didactisch onderzocht (Catsman-Berrevoets, 2005).

Gevolgen van chirurgie

De gevolgen van operatieve verwijdering van een tumor voor cognitie en gedrag hangen af van de plaats van de tumor in het hersenweefsel. Zo kan na verwijdering van een cerebellumtumor een periode van mutisme volgen terwijl operatie in de linkerhelft van de grote hersenen risico geeft op fatische stoornissen. Deze en andere gevolgen van chirurgisch ingrijpen worden toegelicht in de Ziektebeschrijvingen van de verschillende tumoren: Astrocytoom in het cerebellum, Medulloblastoom, Craniofaryngeoom, en Tumor van de Grote Hersenen.

Gevolgen van radiotherapie

In de jaren na conventionele bestraling daalt het intelligentiequotiënt (IQ) geleidelijk. De daling is groter bij jongere kinderen en hogere dosis. De daling is het gevolg van vertraagde ontwikkeling, meestal niet van verlies van eerder verworven vermogens. Ter illustratie: gemiddeld 13 jaar na behandeling van een grote groep kinderen, ouder dan 7 jaar, vanwege hersentumor bedroeg het IQ van de niet bestraalden 97 en van de bestraalden 79. De gedaalde intelligentie brengt ook tekorten in werkgeheugen mee en in leren en onthouden (Reimers et al., 2003) (ENCYCL-Geheugen). De mentale achteruitgang wordt geweten aan vertraagde informatieverwerking die veroorzaakt zou worden door beschadiging van de “witte stof” (Mulhern et al., 2004). Men tracht deze ernstige gevolgen te beperken. Dezelfde totale stralingsdosis kan bijvoorbeeld verspreid over extra veel zittingen worden toegediend (hyperfractionering). De stralingslast van normaal hersenweefsel kan door driedimensionaal afstemmen van de stralingsbundels op de vorm van de tumor (3-dimensional conformal radiotherapy, afgekort 3DCRT) en door verschillen in stralingsintensiteit in de stralingsbundel (“intensity modulated”, afgekort IMRT) zoveel mogelijk worden beperkt. Stereotactische radiotherapie werkt met vele zwakke stralingsbundels vanuit verschillende richtingen die elkaar kruisen op de plaats van de tumor. De stralingslast voor gezond weefsel vermindert door deze methoden zeer aanzienlijk (Hoffman & Yock, 2009).

Gevolgen van chemotherapie

Chemotherapie wordt veelal gecombineerd met radiotherapie. Door de veelheid van chemotherapeutica en van hun doseringen en combinaties (zie boven: Diagnostiek en behandeling) is het niet gemakkelijk geringe of matige nadelige effecten van chemotherapie voor het latere cognitieve functioneren vast te stellen. Het meeste houvast geven de resultaten van behandelingen met “alleen chemotherapie”. Ervaringen daarmee zijn opgedaan bij kinderen met acute lymfatische leukemie en met opticusgliomen. De bevindingen tot nu toe strekken zich uit tot een periode van 4 jaar na aanvang van de therapie. Kort samengevat wijzen ze op een hoogstens zeer gering nadelig cognitief effect (Jansen, 2009; Askins & Moore, 2008; Jansen et al., 2008).

Cognitieve training en farmacotherapie

Omgevingsfactoren hebben invloed op het cognitieve en sociale functioneren na hersenletsel. Training van aandacht, geheugen en leren van kinderen met niet aangeboren hersenletsel heeft enig gunstig effect (Jennekens-Schinkel & Jennekens, 2008). Een jaar na afsluiting van tumorbehandeling gegeven cognitieve training lijkt positief effect te hebben op schoolvaardigheden en aandacht, maar de ouders merken het meer in het dagelijks leven dan dat het in testuitslagen blijkt en over de blijvendheid van het effect ontbreken gegevens (Butler et al., 2008).
Onderzoek is gaande over het stimulerend effect van middelen als modafinil en methylfenidaat op aandachtsfuncties van kinderen die een hersentumor overleefden (Askins & Moore, 2008).