Inleiding

Door tal van oorzaken kunnen de hersenen van het nog ongeboren of pasgeboren kind beschadigd worden. De schade kan aanleiding geven tot blijvende, niet verergerende stoornissen van de motoriek en andere functies. Veelal hebben de motorische stoornissen het karakter van spastische verlammingen. Tot voor kort noemde men kinderen met deze verlammingen daarom “spastisch”, nu spreekt men in navolging van Engelstaligen over kinderen met cerebrale parese of "cerebral palsy" of kortweg CP. In 2007 werden deskundigen het eens over een nieuwe definitie van CP. Volgens deze definitie verwijst de term cerebrale parese naar “een groep blijvende stoornissen in de ontwikkeling van houding en beweging die aan niet-progressieve, in de foetale of zuigelingenfase ontstane, hersenafwijkingen worden toegeschreven en die leiden tot beperking (ENCYCL-Beperking) van activiteit. Behalve de motorische stoornissen zijn er vaak ook stoornissen van de sensibiliteit, perceptie – vooral via oog en oor, dus horen en zien, cognitie, communicatie en gedrag, alsook epilepsie en secundaire problemen van spierstelsel en skelet” (Rosenbaum et al., 2007). Alleen al uit deze definitie kan men opmaken dat het om een complexe aandoening gaat die zich op zeer verschillende manieren kan voordoen.