Verschijnselen in de acute fase
Verschijnselen
Hoofdpijn, misselijkheid, braken, bewustzijnsdaling, verwardheid en geheugenstoornis komen veel voor. Bij ernstige letsels kunnen verschillende neurologische stoornissen ontstaan zoals pathologische reflexen en verlamming. De afwijkingen in de hersenen kunnen door beeldvorming (CT-scan en MRI) zichtbaar worden gemaakt. Veelal zijn bij ongevallen ook andere lichaamsdelen gekwetst.
Bewustzijnsdaling
Men onderscheidt waakzaamheid of “vigilantie” en de “inhoud van het bewustzijn” . Voor waakzaamheid is een voorwaarde dat de functie van een netwerk van zenuwcellen in de hersenstam (het reticulaire systeem) en van kernen in de thalamus intact is. Voor de inhoud van het bewustzijn is het functioneren van neuronen in de schors van de grote hersenen nodig.
De mate van bewustzijnsdaling wordt bepaald met de Glasgow coma schaal (GCS). Op deze schaal waardeert men het openen van de ogen, het motorische reageren en het verbale reageren met in totaal maximaal 15 punten. Voor kinderen jonger dan 4 jaar is de schaal aangepast bij de leeftijd. Traumatisch hersenletsel is “licht” bij 13 tot 15 punten; het is “matig ernstig” bij 9 tot 12 punten en het is “ernstig” bij 3 tot 8 punten (zie Jennekens-Schinkel & Jennekens , 2008). Het kind reageert niet op prikkels als het puntental 3 is; het is geheel in coma.
Verwardheid
Verwardheid doet zich vaak voor na het trauma of tijdens bijkomen uit coma. Het kind heeft nog geen helder bewustzijn, het is motorisch onrustig, soms agressief, het spreekt wel maar niet adequaat, het heeft een gestoord geheugen en het is onvoldoende georiënteerd. Deze toestand lijkt op die van het delier maar waarnemingsstoornissen zoals hallucinaties ontbreken.
Geheugenstoornissen
Geheugenzwakte kan gekenmerkt zijn door onvermogen tot oproepen van eerder opgeslagen informatie (retrograde amnesie), of door onvermogen tot opslaan of vasthouden van nieuwe informatie (anterograde amnesie of posttraumatische amnesie, vaak afgekort tot PTA). Van amnesie spreekt men strikt genomen alleen als het bewustzijn intact is. Na het trauma “krimpt” de retrograde amnesie geleidelijk, waarbij langer geleden gebeurtenissen eerder terugkomen in de herinnering. Het ongeval zelf blijft vaak buiten de herinnering. PTA verdwijnt geleidelijk. De duur van PTA wordt wel gebruikt als criterium voor de ernst van het trauma. PTA is echter niet gemakkelijk meetbaar. Volgens sommigen berust het op “verwardheid” (zie Jennekens-Schinkel & Jennekens, 2008).