Stoornissen in gedragfuncties

Autisme of op autisme lijkende verschijnselen

Tot de kernverschijnselen van autisme behoren onvoldoende sociale interactie, onvoldoende communicatie en stereotyp (telkens terugkerend) gedrag (ENCYCL-Autisme). Voor het vaststellen van autisme bestaat geen laboratoriumproef die de resultaten van vragenlijstonderzoek, interview en algemene indruk kan toetsen (Spence & Thurm, 2010). Dat vergroot de kans op een subjectief element bij het vaststellen van de stoornis. Kinderen met congenitale MD1 communiceren moeilijk door de gelaatspierzwakte en de spraakstoornis (dysartrie). In één studie werd tot autisme geconcludeerd bij iets meer dan één op de twee kinderen met de congenitale vorm van MD1 en bij één op de zes kinderen met de kindervorm, vooral op grond van onvoldoende sociale interactie en onvoldoende communicatie (Ekström et al. 2008). Het zou kunnen dat de criteria van autisme niet scherp zijn onderscheiden van de verschijnselen van MD1.

Stoornis in temperament

Volwassenen met MD1 hebben volgens hun omgeving weinig initiatief, zij zijn weinig fel in hun reageren op prikkels en zij hebben een laag energie- en activiteitsniveau. Zij hebben, kortom, een nog niet begrepen afwijking van het temperament (het hoe van gedrag, de gedragsstijl). Op een temperamentlijst scoorden zij extreem laag wanneer het ging om behoefte aan nieuwe ervaringen en avontuur. Andere dimensies van het temperament (extraversie, emotionaliteit, impulsiviteit) waren ongestoord. (Jennekens-Schinkel & Jennekens, 2008).
Het gedrag van kinderen wordt beschreven als kalm, neigend tot passiviteit, ze nemen weinig initiatieven voor het komen tot contact, ze zijn niet snel afgeleid, ze passen zich goed aan en ze zijn vriendelijk (Ekström et al., 2010; Steyaert et al., 1997)