Lichamelijke verschijnselen

Verschijnselen
Epileptische aanvallen, bewustzijnsverlaging, ademhalingsproblemen, prikkelbaarheid, apathie, en braken zijn verschijnselen van matig ernstig of ernstig toegebracht hersenletsel. Bij onderzoek worden gevonden (1) bewustzijnsverlaging en andere verschijnselen van een hersenaandoening (encefalopathie), (2) bloed tussen de hersenvliezen, meestal subduraal, dat wil zeggen tussen de dura mater en arachnoĩdea (het spinnenwebvlies), veel minder vaak subarachnoidaal (tussen arachnoïdea en pia mater, (3) netvliesbloeding (in het oog), (4) hersenoedeem in ernstige gevallen, (5) vaak andere tekenen van mishandeling zoals blauwe plekken, schrammen en botbreuk(en) (King et al., 2003), (6) geen aanwijzingen voor andere oorzakelijke aandoeningen.
Mishandelde kinderen zonder schedelletsel en zonder neurologische verschijnselen die toch hersenletsel hebben (zoals blijkt uit MRI of CT-scan) hebben niet altijd een subdurale bloeding en meestal geen netvliesbloeding (Rubin et al., 2003).
De diagnose is moeilijk doordat ouders of verzorgers uit vrees voor de consequenties en uit schuldgevoel en schaamte mishandeling ontkennen. Soms wordt melding gemaakt van een val.

Gevolgen
Het overlijdenspercentage van zeer jonge kinderen met toegebracht matig ernstig of ernstig hersenletsel bedraagt – voor zover nu bekend - tenminste 10% tot 25% (Barlow et al., 2005; Keenan et al., 2003). Ongeveer 40% tot 60% van de kinderen houdt neurologische restverschijnselen, waaronder te kleine schedelomvang, verlamming van één lichaamshelft (hemiparese), stoornis van het gezichtsvermogen (bijvoorbeeld corticale blindheid, gedeeltelijke uitval van het gezichtsveld en oogspierverlamming), dysarthrie en epilepsie (Barlow et al., 2005; Karandikar et al., 2004). De gevolgen op lange termijn zijn ernstiger dan bij leeftijdgenootjes met niet-toegebracht traumatisch hersenletsel (Hymel et al., 2007; Keenan et al., 2007).